Hoe ontstaat een probleem

De problemen waar we nu in ons leven tegenaan lopen vinden hun oorsprong in de kindertijd, tussen 0 en ca. 8 jaar. Een kind tot 8 jaar heeft nog geen filter ontwikkeld voor binnenkomende informatie en accepteert daarom binnenkomende informatie als waar. Daarmee ontstaat er een overtuiging. Vaak zeggen cliënten dat ze een fijne jeugd hebben gehad en lieve ouders en geloven niet dat het probleem in hun jeugd zit. Men gaat ervan uit dat er een trauma ten grondslag moet liggen aan een probleem. Niets is minder waar. Een overtuiging kan op verschillende manieren ontstaan.

 

Directe beïnvloeding

Leeftijdsgenootjes, ouders of andere volwassenen in de omgeving van het kind zeggen dingen tegen het kind: “Je bent dik/lelijk/vies/dom/lui, het wordt nooit wat met jou”. Dit hoeft niet altijd traumatisch te zijn en soms weet de volwassene niet eens meer dat er iets naars gezegd is, maar vaak ook wel. 


Ouders die hun eigen issues hebben en pesters op school hebben grote invloed op het jonge kind. Omdat het kind nog geen filter heeft, neemt het aan dat het waar is.

 

 

Kopieergedrag

Het kind kopieert ouders of andere volwassenen in de omgeving. Als moeder bang is voor honden en haar kind snel wegtrekt als er een hond in de buurt is, kun je er donder op zeggen dat het kind ook bang wordt voor honden. Maar wat dacht je van bijvoorbeeld verlegenheid, agressiviteit, angst, somberheid of perfectionisme. In veel gevallen blijkt dat een van de ouders hetzelfde probleem had als de volwassen cliënt.

 

Eigen conclusies

Het kind kan per ongeluk overgeslagen worden in de klas met het uitdelen van een traktatie en de conclusie trekken: “Ik ben niet leuk want ik krijg niets, niemand ziet mij.” Of een klein meisje dat een Nederlandse film meekijkt met haar ouders. In de film zegt een oude vrouw dat ze zo moe is en wil slapen. Als de oude vrouw in de film overlijdt trekt het kind de conclusie: “Als je gaat slapen, dan kun je dus doodgaan” en durft niet meer te slapen. Kinderen zijn met hun levendige fantasie bijzonder goed in het trekken van conclusies.

 

Een overtuiging is een 'zaadje' dat kan uitgroeien tot een probleem. Maar waarom groeien dezelfde zaadjes bij verschillende mensen dan niet bij iedereen uit tot een probleem? We kennen allemaal wel verhalen van mensen die overeenkomen waarbij de ene persoon na een nare ervaring dansend door het leven gaat en de ander onderuit gaat. Naast karaktereigenschappen en een veilige basis, ligt een groot deel van het antwoord in de bevestigingen van het zaadje. Gebeurt er later nooit meer iets in je leven dat de negatieve overtuiging bevestigt, dan is er niet veel aan de hand. De overtuiging blijft inactief. Wordt de overtuiging bevestigd, dan groeit het probleem met elke bevestiging.

 

Bijvoorbeeld: Een meisje wordt op de lagere school gepest. Kinderen roepen nare dingen en het kind neemt ze aan als waar. Op dat moment wordt er een zaadje geplant voor de overtuiging 'Ik ben niet goed genoeg'. Het meisje wordt groter en haar beste vriendinnetje wil niet meer haar beste vriendinnetje zijn omdat ze een andere beste vriendin heeft. Het zaadje gaat kiemen.. Dan wordt het meisje een tiener en haar vriendje laat haar in de steek want hij heeft een leuker meisje gevonden. Het zaadje wordt onkruid... Het meisje wordt een vrouw, trouwt met een leuke man en na 15 jaar huwelijk gaat haar man er vandoor met een andere vrouw. Dan gaat ze onderuit... Deze vrouw zal tegen andere mensen of een therapeut zeggen dat de reden dat ze onderuit is gegaan het feit was dat haar man haar liet zitten, maar eigenlijk is de oorzaak het kleine zaadje dat geplant werd toen ze nog maar een jong meisje was. Steeds weer werd daarna bevestigd: “Zie je, ik ben niet waardevol.”

 

Dit principe geldt natuurlijk ook voor andere problemen, zoals bijvoorbeeld angst. In de kindertijd heeft een onveilige situatie of gebeurtenis plaatsgevonden, die als overtuiging in het onderbewustzijn is 'geplant'. Later in het leven kan die angst getriggerd worden door een nieuwe situatie (die vaak niets met de oorspronkelijke angst te maken heeft), of wordt steeds sterker waardoor iemand geleidelijk aan steeds banger wordt.

 

Je eigen 'zaadjes' zien helpt al om een probleem te begrijpen en het minder invloed te laten hebben. Mensen hebben dingen op jou geprojecteerd en jij hebt ze geloofd, maar dat hoef je niet meer te doen. Het is gewoonweg niet waar, schoffel dat tuintje maar lekker om. Met hypnose/hypnotherapie is het mogelijk om het onkruid met worteltjes en al uit de grond te trekken zodat de lading die daaraan vastzit geen invloed meer heeft op het leven van nu en de bloemen in je tuintje weer weelderig kunnen gaan bloeien.

 

Bron: Hypnosecentrum Haarlemmermeer